De Daf Pony is ontstaan door enerzijds de ontwikkeling van een militaire alleskunner die in allerlei terreinen uit de voeten kon, de Pony 500 YP (een prototype), en anderzijds de ventwagen (project MD / melkventwagen met 3 prototypes). Door de techniek van de eerste te combineren met de plannen van de tweede kwam DAF uit bij een vrachtwagen (truck)versie en een trekker-oplegger versie. Nadat DAF in 1964 verschillende prototypes voor het Amerikaanse leger had gebouwd, werd verder gewerkt aan dit concept. Door de grote bodemvrijheid en de zelfblokkerende differentieel-werking
van de Variomatic kan de Daf Pony goed uit de voeten op ruw terrein.
Grotendeels is deze lichte vrachtauto gebaseerd op de techniek van de
Daf 44, met de 844 cc
tweecilinder 4-takt boxermotor, maar deelt ook onderdelen van de Daf 33 (luchtfilter en aangepaste carburateur). Het dak en de achterwand is van polyester (en optioneel). Omdat de Pony als werkpaard bedoeld is zit er geen luxe op: deurbekleding is er niet en de inzittenden zitten op plastic kantinestoelen. Omdat de basisuitvoering van de Daf Pony, type 1010, zonder dak wordt geleverd konden zodoende de stoelen nat worden en volstonden plastic kantinestoelen, die DAF toendertijd aanduidde als 'eigentijds gevormde kunststof zetels'.
Ondanks vraag vanuit diverse kringen en lovende kritieken van gebruikers van de proefexemplaren, waarna DAF beoogde 5000 Pony's per jaar te gaan bouwen, was de Pony geen commercieel succes. Na 700 exemplaren werd de productie beëindigd.
DAF was toen zijn tijd ver vooruit. Was er in 1970 nog geen markt voor een lichte distributievrachtwagen in de binnensteden; in deze tijd van lokale distributie en milieuwetgevingen is dit juist een soort product waar het bedrijfsleven om vraagt...